Bankdirecteurs hebben het niet gemakkelijk. Stel je voor dat je een klant hebt als filosoof Jean Paul Van Bendegem. In een interview zegt de professor:
“Ik laat alles op een spaarboekje staan. Daardoor drijf ik mijn bankdirecteur tot absolute wanhoop.”
Die wanhoop is niet verwonderlijk. Spaarboekjes brengen niets op. Bovendien krijgen kantoordirecteurs vanuit hun hoofdzetel verkoopdoelstellingen – in managementtaal targets – opgelegd. De bank kan meer verdienen met beleggingsfondsen dan wanneer de klant alles op een spaarrekening laat staan. Mocht iedereen reageren zoals Van Bendegem, dan zouden maar weinig bankiers hun target (en bijhorende bonus!) halen.
De uitspraak van Van Bendegem doet denken aan een anekdote uit het leven van de Engelse scheikundige Henry Cavendish (1731-1810). Cavendish had een immens fortuin geërfd, maar spendeerde zijn tijd liever aan wetenschappelijke experimenten dan aan geldzaken. Zijn huis in Londen was omgebouwd tot één groot laboratorium.
Op een dag kwam een bankier langs om te bespreken hoe hij het vermogen van Cavendish moest beleggen. De mensenschuwe scheikundige maakte zich boos omdat hij voor zo’n futiliteiten gestoord werd. De bankier moest maar “gewoon zijn werk doen”, en Cavendish nooit meer lastigvallen.
Geleerden als Cavendish en Van Bendegem hebben de luxe om zich geen zorgen te moeten maken over hun financiële situatie1. Maar een filosoof die 500 euro per maand uitgeeft aan boeken, zou misschien toch beter eens een boek lezen over geld.
In plaats daarvan is de professor fier over zijn financiële ongeletterdheid, net zoals sommigen er prat op gaan dat ze op school slecht waren in wiskunde. In een oud interview zei Van Bendegem over de beurs:
“Het is absurd en ik kan het nauwelijks begrijpen. Ik heb een wiskundige en filosofische opleiding, maar de economie van de beurs en alles wat daar rond hangt, is voor mij hogere wiskunde, op het theologische af.”
Je moet echter geen rocket scientist te zijn om een financiële basiskennis op te bouwen. Zijn bankdirecteur zou de professor dankbaar zijn.